De dagen worden korter en donkerder. Het voelt elk jaar weer als een periode waarbij ik mij naar binnen keer.
Zo aan het einde van het jaar maak ik een terugblik over de afgelopen periode. De afgelopen twee jaren ervoer ik spanning rond deze tijd van het jaar. De angst dat ik het financieel niet zou redden (terwijl het onzin was, maar toch) kwam toen sterk omhoog. Twee jaar geleden heb ik een laatste stukje uitkering dat ik nog kreeg losgelaten. Geen houvast meer, geen vaste bodem onder mijn voetjes. De angst gierde af en toe door mijn lichaam. Vorig jaar heb ik mijn prijzen behoorlijk verhoogd. En weer kwam de angst omhoog: zullen de mensen nog wel komen, ga ik het wel redden? Elke keer als ik mijn comfort-zone oprekte, oftewel mijn bestaande positie losliet en een stap vooruit deed, was er angst. Toch liet ik mij doordoor niet weerhouden. Met bibbers en bevens zette ik mijn stappen. Ook heb ik jarenlang, uit angst dat ik dat niet betalen kon, aangehikt tegen het aannemen van vast personeel. Judith werkte voor mij op vrijwillige basis, maar dat was niet genoeg. In maart van dit jaar is het ervan gekomen. Ik moest wel, want het water stond mij aan de lippen. Er was zoveel werk dat ik het letterlijk niet meer aankon. Mijn lichaam begon te protesteren en mijn vrienden en familie die mij nog maar heel weinig zagen, ook.